Ex

“En wat denk je ervan?” vroeg ze mij met een licht wantrouwen in haar stem. Het was de tweede keer dat ik haar professioneel tegen kwam. Ze kende mij dus nog niet goed. Ze wist niet dat alvorens ik een mening heb met verregaande consequentie, ik daar eerst over moet nadenken tot ik een ons weeg. Mensenkennis en een zeker aanvoelen van wat er leeft in de persoon waar ze mee praat is niet één van haar sterkste kanten. Dat had ik al van bij mijn eerste aanvaring met haar in het schuitje. Het is een echte professional, zo één van “Hallo, welkom, kijk eens aan, daar ook nog iets, welnu, klaar, kaartje voor als je mij nodig hebt, saluut.” Er zal wel cliënteel voor te vinden zijn, vermoed ik. Voor elk wat wils. Ikzelf heb liever nog wat nazorg als ik eerlijk moet zijn. Een warme schoot waar ik mijn met vragen gevuld hoofd even op kan laten rusten. Ze hoeft er zelfs geen lieve woordjes bij te fluisteren. Gewoon in stilte, terwijl ze eventueel met haar vingers wat door mijn haren streelt. Dat brengt mij tot rust. Je hebt ze niet te kiezen natuurlijk. Je stuurt een email of je belt naar het kantoor met de melding dat je de foto’s hebt gezien en dat het je op het eerst zicht wel wat lijkt. Vervolgens spreek je een moment af waarop je haar eens in het echt zou mogen zien. Dat moet altijd onder begeleiding van een escorte gebeuren natuurlijk. Een soort van chaperon die je wijst op de plekjes waar je moet kijken en weerhoudt te kijken naar die plekjes waar je wilt kijken. Het is een absurd gegeven. Hier, van deze ontmoeting, van deze beslissing, hangt een groot stuk van jouw toekomstige toekomst van af. Afhankelijk van wat je nu zegt zal de rest van je leven bepaald worden. In feite zou dit een moment moeten zijn waarbij je alle tijd van de wereld zou moeten krijgen om alleen met haar door te brengen. Een uurtje, een avond, een dag, een week… Maakt niet uit. Laat de beslissing op een natuurlijke wijze komen. Niet geforceerd. Wat weet ik nou op dit moment van haar af? Ik ken haar alleen van ziens. Ze heeft een goede uitstraling, dat wel. En ik heb een paar plekjes gezien waar ik mijzelf best tot rust kan zien komen. Maar ik weet niet in hoeverre dit een momentopname is. Momenteel loop ik er ook fris geschoren bij, maar morgenvroeg krijg je een héél ander beeld van mij. Laat mij dus liever alleen met haar voor zolang ik het nodig heb. Enkel op die manier zal ik je een goudeerlijk antwoord kunnen geven. Wat heb je het liefst: een snel kant-en-klaar antwoord waar de onzekerheid van afdruipt als het hars van een lenteboom waarin je met een mes hebt gekerfd, of een goed doordacht afgewogen antwoord dat weliswaar nog wat twijfel in zich heeft maar de bal vormt van waarop de fundering van een wolkenkrabber steunt. Het eerste wellicht, want jouw tijd is geld. Zucht… Welnu dan. Met de blik op oneindig, het verstand op vriespunt, de sluitspieren gespannen, de vingers gekruist in mijn jaszakken en de knieën op Alzheimer: “Het zegt me wel iets. Ik ben geïnteresseert.”

Met dat antwoord brak ik een atoompje in twee zoals een eitje op de rand van een koekenpan. Het gevolg van deze woorden is niet anders te omschrijven dan als een extreem vertraagd afgespeelde kernexplosie in het centrum van mijn bestaan. Indien het zo was dat er toevallig op dat moment enig buitenaards leven naar de aarde aan het kijken was met het idee van “Wat een leuke plek! Laat ons daar even gaan kijken of we de (vrij vertaald: luitjes) niet kunnen gebruiken om de (vrij vertaald: brandstof) van ons (vrij vertaald: sterrenschip) aan te scheppen,” dan zouden die bij het zien van mijn paddenstoel metéén doorgetrokken zijn naar een andere planeet met de woorden: (vrij vertaald: Opsodemieteren!) Die woorden… Ze zijn zo gemakkelijk gezegd. En vanwege de spanning heb ik er zelfs een DT-fout bij gemaakt. Geïnteresseerd moet natuurlijk met een “d” zijn vanachter, niet met een “t”. Maar wat maakt een T of een D uit als het DNA uit elkaar gereten wordt. De bouwstoffen van mijn leven waar ik met veel geduld en vallen en opstaan hooguit een vogelkooitje heb kunnen maken. De dode grond die ik met de shit van mijn leven heb kunnen omvormen naar een vruchtbaar stukje land waar met enige fierheid toch al tenminste wat onkruid groeit. Het water dat ik via een vernuft systeem zelf heb ontgonnen vanuit de put waar mijn leven begon. Alles weg… Hetzij verwoest of verdampt, hetzij zo ontzettend ver weg geblazen door de schokgolf dat het een generatie zal kosten om weer terug te verzamelen. Rondom mij heerst nu wanorde op een serene vlakte.

Vanaf het moment van de splitsing tot bij de verwoesting verliep alles volgens de wetten van de administratie. Ik heb mij gehouden aan de regels van de goede orde. Alvorens ik bij haar naar binnen ging, heb ik een contract getekend waarmee ik haar voogd beloofde om goed zorg voor haar te dragen. Ik zou haar niet beschadigen of doorverhuren aan vrienden of vriendinnen (want ze waren daar ruimdenkend in). Daarnaast heb ik afgesproken om haar af en toe een flinke beurt geven waarbij alle hoeken van de kamer niet gespaard blijven. Wat wil ze nog meer. In ruil daarvoor wil ik rust en een plek om in thuis te komen. Een veilige haven waar mijn haar mag groeien volgens de wetten der natuur en niet anders. Dat is toch niet te veel gevraagd.

Nu de administratie achter de rug is, komen er andere factoren naar boven. Gevoelens… Nee toch? Jawel. Godsallemachtige gevoelens. Vóór de knal werd ik nog beschermd door een stevig patroon van vaste routines. Ze vormden samen de dranghekken van mijn weg naar het gaatje. Maar deze hekken tolereert zij niet. Ze wilt als koningin naast mij op straat lopen en handjes schudden met het gepeupel dat ik liever kwijt dan rijk ben. “Maar het zijn toch jouw onderdanen,” zegt ze dan. Tsja… Ik durf haar niet zeggen dat het deze “onderdanen” zijn die mij in mijn levensvoorziening moeten voorzien. Ze beschermen mij maar zoeken ook het risico op. Ze voeden mij maar laten mij ook diëten. Ze amuseren mij maar maken mijn ogen ook nat. Ze helpen mij maar maken mij ook hulpeloos. Die tweestrijd kan ik missen. Ik loop liever veilig alleen op het pad met de gele stenen. Met haar erbij kan dat dus niet meer. Kon ze mij nu maar gerust stellen. Met een enkel gebaar mijn vertrouwen versterken dat mijn hand niet besmet zal worden met een serieuze valling als ik toenadering zoek met de meute langs de kant van de weg.

Toch heeft de explosie ook meerwaarde gebracht. Waar ik vroeger moeite moest doen om een zekere geveinsde netheid te krijgen, moet ik nu moeite doen om de reële netheid te houden. Zij heeft geen muizenissen. Althans, toch bij mijn weten niet. Zo goed ken ik haar uiteindelijk nog niet. Misschien moeten de beesten nog boven komen. Mijn afwas wordt gemoedelijk door haar gedaan. Ik vind het niet erg om zelf mijn afwas te doen, maar nu zij er toch is, kan ze het evengoed doen ook. Strijken zal ik zelf wel doen. Dat vind ik niet erg. Met een audioboekje in mijn oor, sla ik mij de ganse strijk door. Cultureel verantwoord dan nog wel. En over afwas gesproken, koken is ook helemaal anders geworden met haar. Ik kook voortaan niet meer op gas, maar op glas. Eerst had ik nog zoiets als “Help! Wat ben ik zonder gas?” Maar eerlijk gezegd, nu ik het al een paar keren gedaan heb valt het reuze mee. Ik weet perfect welk standje ik haar moet geven zodat ze zacht pruttelt tot volledige gaarheid, of sist van de heetheid tot het tijd is om het wat kalmer aan te doen. En betrouwbaar dat ze is! Daar heb je geen gedacht van. Dat is wat anders dan het oude gasfornuis dat ik vroeger had. De uren dat ik daar niet gebukt heb staan kijken naar de felheid van haar vlammetje om ze op perfect niveau te krijgen, daar kan je een boek mee schrijven. Een mens wordt wat ouder, dus dan begint hij ook na te denken over zijn bukgedrag.

Het verdict van de keuze is nog niet gevallen.

Plaats een reactie